Het bijzondere verhaal van

Co van den Brink

Sympathieke schaker deed ongelukkige zet

Jacobus, roepnaam Co, van den Brink wordt op 3 november 1919 geboren in Putten. Hij groeit op met twee broers en twee zussen. Zijn vader is, net als zijn opa, kolenboer en houtsleper.

 

Ze hebben een paard dat door vader wordt ingezet om hout uit het bos te slepen. Co is gek op paarden. Al snel leert hij paardrijden en dat wordt één van zijn grootste hobby’s. Hij haalt in 1940 zijn diploma marechaussee te paard. Hij gaat werken in Deventer, daarna Arnhem en wordt per 1 maart 1943 aangesteld als “wachtmeester der Staatspolitie in vasten dienst” en ingedeeld bij de Marechaussee (Gendarmerie) ter standplaats Ermelo.

 

Als Co vanuit zijn functie een oude Joodse vrouw uit het Ermelose ziekenhuis moet ophalen voor transport naar Westenbork krijgt hij last van zijn geweten. Hij besluit in maart 1943 onder te duiken in Ermelo bij Jan Kuijper. De Duitsers komen begin augustus met een represaille en gaan familieleden van ondergedoken politiemannen gijzelen. Ze komen Co’s opa, vader, moeder en broer Gert ophalen. Zij gaan naar kamp Vught waar ze gevangen worden gehouden. “Regelmatig kwam er een verzoek van hen om een pak shag naar Vught te sturen”, aldus neef Henk van den Brink (1955), wiens vader een broertje was van Co. Later worden het jongere zusje (11) en broertje (13) van Co met een smoes naar het politiebureau gelokt en ook naar kamp Vught gebracht. Niemand van het gezin vertelt waar Co is. Net voor de Kerstdagen mogen de 150 gegijzelde familieleden in kamp Vught weer naar huis.

 

Geesteren

Via de familie Karssenberg in Ede heeft Co contact gelegd met mensen in Geesteren (Gld). Hij komt uiteindelijk terecht bij het gezin van Jan Karssenberg op de boerderij “De Pelleweaver” aan de Keistraat in Geesteren. Jan Karssenberg helpt veel op de boerderij bij de familie Esselink aan de Meiweg. Een onderduiker bij Esselink is Jan Visser. Samen met hem slaapt Co bij Esselink in de zaadberg, omdat men er van uit gaat dat bij een eventuele razzia het buitengebied veiliger is dan het dorp. Wanneer een schoof wordt weggetrokken, ontstaat een gat in deze zaadberg.

 

Derk Esselink stopt bij het slapen gaan de schoof weer in dat gat zodat er niets bijzonders meer te zien is. Overdag werkt Co bij Karssenberg op de boerderij. “Hij kon goed met paarden overweg”, vertelt Willem Karssenberg (1934), de zoon van Jan. Jopie Esselink (1938) vertelt dat ze zich onderduiker Co nog goed kan herinneren. “Als het mooi weer was, gingen we zwemmen in de Bolksbeek. Dan mochten we bij Co op de rug”. Co is een sympathieke jongeman. Hij raakt al snel bevriend met andere onderduikers in Geesteren en zet zich in voor het ondergrondse verzet. In het geheim komen veel onderduikers bij Esselink bij elkaar om allerlei zaken te bespreken, waaronder ook wapendroppings. Rond augustus 1944 wordt er een stootgroep door zes Geesterense onderduikers gevormd, die vanaf september deel gaan uitmaken van de Binnenlandse Strijdkrachten.

 

De groep krijgt opdracht alle Duitse troepenbewegingen en inkwartieringen te melden en wordt driemaal opgeroepen voor een wapendropping. De eerste twee gaan niet door vanwege slecht weer. De derde dropping staat gepland eind november en voor de ontmoeting met de Borculose stootgroep geldt het wachtwoord “de aarde wordt een paradijs”. De groep heeft de seinlampen bij zich, maar komt echter te laat aan op het droppingsterrein. Het vliegtuig is wel op tijd, maar zonder lampen kunnen ze niets doen. Toch is er een keer een wapendropping gelukt, want bij enkele boerderijen zijn wapens in de grond verstopt.

 

Razzia Putten

In oktober hoort Co van het drama dat zich in Putten heeft afgespeeld. Op 1 oktober 1944 wordt er door de Duitsers een grote razzia gehouden, waarbij zeven mannen worden doodgeschoten en zeshonderd mannen, waaronder zijn broer Gert worden afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Samen met vele anderen uit Putten overlijdt Gert in dit concentratiekamp.

 

Co beweert vanaf het moment dat hij in Geesteren onderduikt heel stellig dat hij nooit levend in handen van de Duitsers wil vallen. Dit vertelt hij vaak aan zijn vrienden. Hij is een graag gezien persoon in Geesteren en bijzonder goed in schaken. In november 1944 wordt door de onderduikers een schaakcompetitie opgezet. Hier doen ook inwoners van Geesteren aan mee. Co wordt schaakkampioen en hij ontvangt daarvoor een kleine herinnering.

 

Op 30 november 1944 worden in Geesteren gijzelaars opgepakt, omdat er niet genoeg personen zijn komen opdagen om in Zevenaar te gaan graven. De regel van de Duitsers is dat er vijftig vrijwilligers uit Geesteren en Borculo aanwezig moeten zijn om een tankwal en mangaten te graven. Veel mannen uit Geesteren zijn daar inderdaad werkzaam geweest. Meestal waren arrestaties al van te voren bekend via dokter Van Reekum of dominee Broek Roelofs, maar deze keer niet. Nadat de gijzelaars zijn opgepakt, worden hun namen vermeld in een openbare bekendmaking, een zogenaamde proclamatie, die in de gemeente Borculo wordt opgehangen.

Stomtoevallig

Op diezelfde 30 november 1944 besluit de opperwachtmeester van Geesteren, M.C. Bource, onder te duiken. Hierover staat meer beschreven in het hoofdstuk over de familie Meijers. Derk Esselink en Co van den Brink helpen Bource met onderduiken en gaan die avond spullen, o.a. kleding en kleine zaken van de inboedel uit zijn huis ophalen. Bource en zijn vrouw zijn dan al op hun onderduikadres.

 

Met een transportfiets en kruiwagen gaan Derk en Co aan het einde van de avond enkele keren heen en terug door de Meengsweg. Telkens blaft er een hond als zij langs fietsen. Daarom besluiten ze om een andere route te nemen. Deze loopt via een zandpad naar de Esweg waarna ze nog een klein eindje moeten fietsen naar het huis van Bource. Juist op dat moment fietsen daar mannen op onverlichte fietsen van de Landwacht Borculo en de Brandweerpolitie uit Doesburg om gijzelaars op te pakken. Het is stomtoevallig dat men elkaar daar treft. Ze worden aangehouden en Co springt meteen van de fiets. Derk valt. Co vlucht over het land. Derk schreeuwt nog, “Co blief stoan!” maar een brandweerman schiet hem dood.

 

Derk wordt onmiddellijk gearresteerd. Ze vragen hem waar ze samen naar toe wilden. ”Praten bij Karssenberg”, zegt Derk Esselink, omdat dat het eerste is wat in hem opkomt. Hij wordt meegenomen naar het gemeentehuis in Borculo voor verhoor. In het huis van Esselink worden huiszoekingen gedaan, maar ze vinden niks. Derks vrouw krijgt de opdracht om dekens en wat spullen voor Derk in te pakken. Ook Jan Karssenberg wordt gearresteerd en ook bij hem gaan ze het huis doorzoeken. In beide huizen is paniek uitgebroken bij de achterblijvers. Temeer omdat ze al hadden gehoord dat Co dood is. Derk Esselink en Jan Karssenberg worden naar Zevenaar getransporteerd. Ze moeten daar van alles doen. Graven, werken op het station van Zevenaar, dat regelmatig wordt beschoten en helpen bij het leggen van prikkeldraadversperringen. Hun vrouwen mogen hen eens in de veertien dagen bezoeken. Zij krijgen daarvoor een speciale Ausweis van burgemeester F. Klinkenberg van Borculo.

 

Omstreeks 15 maart 1945 gaan de mannen richting Doetinchem, waar ze nog een week blijven en dan mogen ze met verlof naar huis. Klinkenberg raadt hen aan niet terug te gaan, omdat er van alles aan de hand is. Ze blijven thuis. Hetgeen met Co gebeurd is en de directe gevolgen hiervan hebben destijds een grote indruk in Geesteren gemaakt. Derk Esselink en Jan Karssenberg vertellen erover in augustus 1984 in het boek “Borculo in oorlogstijd” van de heren Henk Krosenbrink, Jan Derking, Jan Kelderman en Bolo Visser.

 

Begraven

Co van den Brink zou eerst in Geesteren begraven worden. Hij stond opgebaard op de deel bij Karssenberg. Maar de vader van Co had een open vrachtwagen geregeld en nam de kist en het lichaam van Co mee, zodat deze in Putten begraven kon worden. Bij de IJssel werden ze aangehouden en de kist moest zelfs opengemaakt worden. Co is uiteindelijk begraven bij zijn opa en oma. Zijn naam is opgenomen in het ‘Gulden Boek - Lijst van Gevallenen’ van het Wapen der koninklijke Marechaussee 1940-1945.

 

In 2009 krijgt de familie vanuit de Oorlogsgravenstichting in Den Haag de vraag of Co herbegraven mag worden op het Nationaal Ereveld in Loenen. De moeder van Henk, een tante van Co, wil dit niet. “Zolang ik leef, blijft Co daar”, zegt zij. Als zij in 2019 overlijdt, wordt de vraag weer gesteld. Omdat de graven van opa en oma zullen worden geruimd, besluit de familie van den Brink om oom Co de nationale eer te geven en stemmen ze in met een herbegrafenis in Loenen.

 

Familie

Neef Henk van den Brink geeft aan: “Er werd door de familie niet of nauwelijks over gepraat. Eigenlijk weet ik bijna niks van oom Co. Mijn moeder is 92 jaar geworden en een jaar geleden overleden. Nu we haar huis aan het opruimen zijn, kom ik pas enige brieven, krantenknipsels en een foto tegen die met de dood van oom Co te maken hebben”. Co is verloofd met Mientje Schipper als hij in Geesteren komt onderduiken. Wat bijna niemand hier weet, alleen de familie Karssenberg, is dat Mientje zwanger is.

 

In november 1943 bevalt ze van dochter Meep. Een paar keer maakt Co een nachtelijke reis naar Putten om even samen te zijn met Mientje en zijn dochtertje. Mientje is na de oorlog hertrouwd. Dochter Meep, die liever Margriet wordt genoemd, krijgt in 1967 een zoon René. Kleinzoon René Windhouwer heeft in zijn woonkamer de ingelijste erkenning hangen met daarop de vermelding dat Co van den Brink schaakkampioen van de onderduikers in Geesteren is. Deze erkenning is na de dood van Co gemaakt en is door de onderduikers geschonken aan Mientje. In het Vrijheidsbos kiest de familie van Co voor een Nederlandse eik. In schaaktermen: de koning van het bos.

Co is geboren op 3 november 1919 in Putten.

Hij overleed op 30 november 1944 in Geesteren.